woensdag 10 maart 2010

Recensie 'Er is weinig aan de lente veranderd' In: Liter

Menno van de Beek

Onmatige voeten op de nek van de liefde

‘Heeft die lenige vrouw met haar taal u gesnapt/of genaast/zij is op minuscule aarden laarzen/zij heeft haar fiets met bloeiende rozen/zij is in november,’
zo begint het gedicht Zulke blikken waarmee de afdeling Vrijplaats (zoekt een hand een hart om te aaien) in de nieuwe bundel van Jane Leusink opent. Ik denk dan, dat de dichteres in deze wervelende, bijna wanhopig speels verlopende poëtica wil dat wij doorhebben dat zij zichzelf door onze ogen ziet en beseft, dat wij het vroeg of laat zullen laten afweten, als het even kan pas daar waar de taal ook haar ontvallen is:

‘in het blikveld
is het een passen en meten
zij is tussenin
zij is verderop
geraakt hijgend
ergens tussen rand en veld
van vallende taal hebt u zich omgedraaid
haar bloeiende schaduw de vorm bij het diep in november’

Volgen ruim veertig pagina’s aan hechte poëzie, waarin beelden over elkaar tuimelen, de syntaxis voortdurend op scherp staat en de semantiek stelselmatig wordt opgerekt. Voor wie haar eerdere bundels Mos en gladde paadjes (in 2003 bekroond met de Cees Buddingh’ prijs) en Erato (uit 2005) kent, geen verrassing, al heeft de hang naar het hermetische nu een nog hogere vlucht genomen. Gelukkig zijn er als structurerende elementen vijf afdelingen die een plaats verbeelden: het gaat van Vrijplaats via Schuilplaats (een hand voor ogen), Oefenplaats (dan is er weer vorm, en vorm), Buitenplaats (groen, beweeglijk) naar Werkplaats (nieuwsgierig naar plekken was er veel te zien). En wordt het geheel gedragen door drie meteen aansprekende gedichten, op grijs papier gedrukt, als ribben die een zwaar beproefd maar steeds weer opverend lijf overeind houden, achtereenvolgens Nu, Hier en Dit geheten. Zij situeren ons op een (inderdaad grijze) stranddag, waarop het zo ‘onverbiddelijk stil’ is dat er ‘ergens diep in je een en ander aan het schuiven gaat.’ Rouw dus, de keiharde trouw aan de doden (die ene dode) en aan de levenden (niet te vergeten jezelf), die noopt tot het opnieuw ontginnen van eerder prijsgegeven land. Je mag alles weer eten. Vragen wie er mee gaat zwemmen. Roepen: ‘lief wij zijn dit nu’. Met een schuin oog (naar de hemel, naar het strand) – dat wel. Maar toch.

Onderweg van Nu naar Dit komen we bij Hadewijch langs, staan we stil bij schilderijen (o.a. van Edwin Aafjes), maken een tocht door de binnenstad van Amsterdam, volgen nauwlettend de reconstructie van een wierde (een terp in het Groningerland) met om ons heen de snelle joggers en ondergaan een (lichtelijk bizarre) ‘kynetische impuls’ bij een cartoon van Peter van Straaten.
Alleen jammer, dat afbeeldingen van de beoogde kunstwerken ontbreken. Het gevaar dat poëzie dan verwordt tot een praatje bij een plaatje is toch niet aanwezig; daarvoor zijn de verzen eenvoudig te volwassen. Maar de neiging naar het cryptische zorgde er soms wel voor, dat het me moeite kostte om überhaupt een voorstelling te vormen van het beeld waarnaar de tekst zo indringend verwijst. In zo’n geval mag de lezer die tevens kijker is, best een handje geholpen worden. Al blijft het dan de vraag, of een zinsnede als: ‘ze heten cadmium-spetter of Lonneker gemanipuleerd’, naar aanleiding van een schilderij van Gertjan Scholte-Albers, er veel duidelijker op wordt.

Leusinks taal wordt terecht geroemd als beeldrijk en gespierd, eigenzinnig en overrompelend. Ze kan dollen als een Lucebert, hoteldebotel geraakt van eigenhandig gemunte frasen, en terughoudend reflecteren op een manier die aan Kouwenaar doet denken, tot de woordkeus aan toe (‘Zo schraagt zich het sterfelijke, zegt men een gek zijn naam als het al donker is […] pelt men een dood als van een ui zijn schillen.’). Ze bivakkeert op haar gemak in de directe schaduw van deze groten juist omdat ze zelf ook echt iets te bieden heeft – wat zeker niet van alle hedendaagse dichters gezegd kan worden, sommige meer bekende incluis. Die Leusink? Houdbaar tot ver na de kredietcrisis, als je het mij vraagt.
Soms is het misschien een onsje te veel van het goede en dreigt er van alles uit de bocht te vliegen, zoals in de volgende strofe (uit het al genoemde cadmium-spetter): ‘het huis […] zonder vast dak gemaakt van klein bos/met ernstige flanken van adem slikkende/hoekjes erdoor met ruimte en licht in de verte.’ En De goede kant van pijn eindigt met: ‘als alles anders is komt de taal los/als moedermelk langs het zenit gespoten/van haver tot god, weet u.’ Tja…kweenie.
Hoewel ik verdisconteer dat ik sowieso wat moeite heb met ongeremd experimentele verzen als Wit-Russische grootvader en De goede kant van pijn omdat ik persoonlijk meer van ingedikte dan van uitdijende taal houd (de sloopkogel is mij liever dan de clusterbom) denk ik toch dat regels als ‘gespleten, splijten, alles te kwijt, het snappen te klein en ja hoor, daar doemt het al […] niks fixeren, niks naar achteren we moeten door dat we dat doen (er was nergens gestokte adem te krijg)’ tot de minder geslaagde behoren.

Maar zinnen als:

‘Het was de tijd van inzaaiend gras, vrije regelval
tuinman die zilver laat stromen tussen zijn groenige vingers
vogels geplakt aan de sappige tak van tegenwoordige
bomen…’

‘…ik probeerde het aanpassen als een dier zijn pels voor de komende
winter maar zag het mezelf ja niet doen, er kwamen
weer Groningse wendingen
en ik ben vallen’

en:

‘je was geen tekst die brak onder interpretatie
of hoe van iets alles of anders te maken:
vlekken in tijd of geschiedenis, blad
dat op ijle dagen naar binnen waait

ik plant je een eeuwigheid aan brood en rozen

we plantten onze onmatige voeten op de nek
van de liefde, er was veel dreiging, we hebben
gelachen, maar alles bleef zuiver’ –

voor zulke prachtige, prachtige regels vergeef je een dichter verder alles.

Een enkel woord over het omslag: zo’n panoramafoto van ruisend graan, tegen de bovenrand gedrongen door een fond van knetterhard modegroen – niet meer doen, heren van 247design! En van die flapjes met wervende teksten en een vette foto, dat hoort ook niet. Dit is poëzie van een hogere plank dan Borduren in tien stappen of Zelf paella maken. Het binnenwerk daarentegen is stukken beter: vooral de gekozen cursief is schitterend en het papier fijn van tint en structuur.

Jane Leusink, Er is weinig aan de lente veranderd, uitgeverij kleine Uil, Groningen, 2008.
ISBN 978 90 77487 66 2

Liter 2008