maandag 25 januari 2010

Hond en trein (1)


Gisteren, het was zondag, zat ik al om kwart voor negen in de trein naar Arnhem. Met mijn hond Pia. Pia maakte voor het eerst een lange (nou ja) treinreis. De trein was uitgestrekt, er leek geen eind aan te komen. Ik zocht een plek helemaal vooraan zodat ik in Zwolle niet zo ver hoefde lopen bij het overstappen. Drie dames hadden datzelfde bedacht. Toen ze instapten wandelde Pia ze kwispelstaartend tegemoet - buitengewoon vriendelijke, gastvrije hond - waarop de stem van een van de dames op luide toon sprak: 'Wilt u die hond wel eens terug roepen, daar houden Wij niet van'. Vooral dat 'wij' was indrukwekkend. Er klonk de macht van de groep in door. De grijze groep in dit geval. Er flitsten opeens talloze andere groepen door mijn hoofd. Er bekroop me een ongemakkelijk gevoel. Ergens begint het, dacht ik. Had ik hier misschien het begin te pakken?

Mensen moeten opnieuw leren hoe iets proeft.

‘Communiceren over eten valt niet altijd mee en op de golven van de welvaart wil iedereen wel in een restaurant eten. Ik hou niet van desserts, kreeg ik laatst zo in zijn algemeenheid nog te horen, zonder dat ik daar nog maar iets over had verteld. Onbegrijpelijk. En over de kikkererwtenpuree vroeg iemand die leuk wilde doen of daar ook kikkers inzitten. Je kunt een gesprek dan verder wel vergeten. Toch was het juist deze groep mensen waar ik indertijd voor wilde gaan koken. Ik moet eerlijk bekennen dat de elite dan meer van eten snapt, de eetelite dan hè, en de culi’s. Ik verkijk me nog wel eens op mijn gasten en laten we wel wezen, voor een heleboel mensen is buiten de deur eten ook uitgaan. Ik noem het wel eens de ouderenuitgaansavond. Maar in het algemeen waarderen gasten het enorm als je uitlegt wat er op hun bord ligt, waar het vandaan komt en hoe dat is klaargemaakt. Pittig onkruid serveer ik nu heel veel, blad van paardebloem, zevenblad en muur. Heerlijk, maar dat moet wel eerst verteld worden en dan vinden ze zulke ongebruikelijke ingrediënten juist heel bijzonder. Mensen moeten vaak weer helemaal opnieuw leren hoe iets proeft, dat onder woorden brengen is lastig, maar helpt enorm bij het ontwikkelen van de smaak.’ (Chefkok Dick Soek van restaurant Het Schathuis in Leens bij de borg Verhildersum)

woensdag 6 januari 2010

Moskou (7)


Svetlana Alliluyeva, dochter van Stalin


Twenty letters to a friend.
To my mother
1963.
In het dorp Zhukovka, buiten Moskou.
Het schrijven nam vijfendertig dagen in beslag.
Gepubliceerd in 1971. Svetlana was toen al in Amerika/Locust Valley.
De brieven werden via India en Zwitserland naar de USA gesmokkeld, eerder in Engeland dan in Rusland gelezen. Een revelatie!

In de brieven beschrijft Svetlana aan 'een vriend' haar kindertijd in het Kremlin, de tragedie van het uit elkaar vallen van de familie. Het contact met de 'groten' der aarde: Molotov, de verschrikkelijke Beria, de behulpzame Chroetsjov, enz. De dramatische dood door zelfmoord van haar moeder.
Ze geeft een portret van Stalin ('een van de reuzen van de twintigste eeuw'):
een buitengewone man
van vlees en bloed
al te menselijk
wiens houding ten opzichte van zijn familie heen en weer zwalkte tussen intense liefde en tirannieke, keiharde behandeling.
Svetlana is standvastig in haar liefde voor haar vader én kritisch over zijn daden.
Zij houdt van haar land, waarvan zij zich nooit los zal kunnen maken
ook al is het op sterven na dood.