dinsdag 15 februari 2011

Arie van den Berg over Er is weinig aan de lente veranderd in NRC Handelsblad

Het regent, dat wordt voor ons besloten

Vrijdag 7 november 2008 door Arie van den Berg
Jane Leusink:
Er is weinig aan de lente veranderd.
Kleine Uil, 63 blz. € 14,50

In 2003 werd de debuutbundel van de Groningse dichter Jane Leusink met de Buddingh’-prijs bekroond. Het was zonneklaar poëzie van een laatbloeier – volgroeid gewas dat de vorst had weerstaan. Poëzie schrijven bleek in Mos en gladde paadjes vooral ‘stapelen’, een zoekend, beheerst opeenhopen van gedachten en beelden. Opvallend ook was de vanzelfsprekende toon, die de hele bundel werd volgehouden. Kortom: een debuut dat nieuwsgierig maakte naar meer.

Twee jaar later verscheen een tweede bundel, Erato. Die bundel kreeg ten onrechte weinig aandacht in de landelijke pers. Ten onrechte omdat de belofte van de eersteling volop werd waargemaakt. Leusinks poëzie verkent een uitdijend universum en aandachtige lezers reizen daarin verwonderend mee. Dat gold voor Erato, maar meer nog geldt het voor haar dit jaar verschenen derde bundel, Er is weinig aan de lente veranderd. De dichter meandert daarin door taal en cultuur, met tussentijdse knipogen en uitstapjes. Muziek en muzikaliteit bepalen de toon, en soms ook de inhoud, zoals in ‘The lark ascending’. Jane Leusink schreef dit gedicht naar aanleiding van de gelijknamige compositie van Ralph Vaughan Williams, maar ook wie dit muziekstuk niet kent hoort de melodie.

Hier stijgt ze op met de laatste lieferink mee, ze kan het
niet tegenhouden, zang zingt de rouw
onder haar kapotte nagels vandaan wssjj de zoom
uit haar rok, ze trilt maar staat als een standbeeldje
in deze schitterbare lucht in deze laag is het moeilijk
ademhalen ze zoekt het verdwijnen terug en waar
het verschijnen begon precies hier precies
in de rapsodische vlucht van de soloviool
heeft een man het in zijn goddelijke verstand stervens
koud, heb je het nu al koud, vraagt ze tirti
tsirrie, vanavond of bij slecht weer zitten
wij op een aardkluit of een hoeksteen gaan
onze voeten meebewegen nu is alle
taal geheimtaal of een sluier van repressie
maar uw lieve glimlach hoort ons wel

Bij eerste lezing overheerst de melodie de betekenis, die zich moeilijk laat duiden. Maar als het al wartaal is, dan toch minstens meeslepend, als was het syncopische jazz. Een al te idiosyncratische verwijzing (zoals ‘de laatste lieferink’) is dan vergeeflijk.

‘The lark ascending’ is niet het beste gedicht in Er is weinig aan de lente veranderd, maar het is het wel een helder voorbeeld van Leusinks werkwijze. Vrije associaties, speelse woordkeus en een gedurfde regelval zijn de kenmerken daarvan. Maar niet in al haar gedichten. ‘Oefenplaats (dan is er weer vorm, en vorm)’ is de titel van een afdeling midden in de bundel. En inderdaad, hier wordt geoefend. In vijf gedichten stoeit Jane Leusink met de pantoen, een van oorsprong Maleise dichtvorm. Een pantoen bestaat uit strofen van vier regels met gekruiste rijmen. De regels 2 en 4 van de eerste strofe worden regel 1 en 3 van de tweede strofe, en zo door. Jane Leusink beheerst dat rederijkersspel:

Reis altijd licht: die Liebe liebt das Wandern
Ik hoor het in haar stem. God heeft haar zo gemaakt
En de natuur vanzelf, want het is god Natuur
Buig licht voorover als storm over velden woedt

Ik hoor het in haar stem. God heeft haar zo gemaakt
Zing pianissimo als ware het nat van tranen
Buig licht voorover als storm over velden woedt
Men regent hier, dan daar, het wordt voor ons besloten

Zing pianissimo als ware het nat van tranen
En de natuur vanzelf, want het is god Natuur
Men regent hier, dan daar, het wordt voor ons besloten
Reis altijd licht: die Liebe liebt das Wandern

Er valt veel te ontdekken in Er is weinig aan de lente veranderd. Jane Leusink schreef beeldende verzen bij schilderijen, een sculptuur en een houtsnede, en minstens zo beeldend zijn haar autobiografische verzen. ‘Exposure’ heet een drieluik waarin ze zich terugschrijft naar haar desoriënterende studietijd. En haar culinaire achtergrond (ze beheert een restaurant in Leens) speelt ze nadrukkelijk uit in de tweelingsonnetten van ‘Kynetische impuls bij cartoons van Peter van Straaten’. Verrassend is de verscheidenheid aan registers die ze in de bundel opentrekt. Het is niet één stem die hier klinkt, en de blik verplaatst zich met het soepele gemak van een boerenzwaluw. Desondanks is er een strakke regie. Die blijkt ook uit de tussen haakjes geplaatste ondertitels, zoals ‘(nieuwsgierig naar plekken was er veel te zien)’ bij ‘Werkplaats’. Maar het is vooral het dwingende idioom dat me als lezer aan Leusinks verzen bindt.

in LiteratuurPoëzierecensies.

Arie van den Berg over Mos en gladde paadjes in NRC Handelsblad

Beheersing uit de goochelkoffer


De nominaties voor de C. Buddingh'-prijs voor poëzie

Vrijdag 13 juni 2003 door Arie van den Berg

2002 was een rijk poëziejaar. Oude meesters openden opnieuw hun goochelkoffer, prijswinnaars poetsten hun kroon op in een nieuwe bundel, en de VSB-prijs ging naar een woordkunstenaar die de cd-rom tot medium voor poëzie verhief. Podiumdichters trokken intussen van slam naar slam, en stonden daarbij dikwijls voor volle zalen. Zelfs van gene zijde lieten zich dichters horen: er verscheen een nieuwe Vasalis, die een bestseller bleek, en de verzamelde gedichten van Lucebert werden definitief gebundeld. Bij zoveel turbulentie was de rust in het beginnersveld opmerkelijk. Querido, De Bezige Bij en De Arbeiderspers publiceerden geen debuten. Van de grote poëzieuitgevers leek alleen Meulenhoff actief, en niet zonder succes. Van de drie daar verschenen debuutbundels werd Het is van Geert Buelens met de Van der Hoogtprijs bekroond.

Norbert de Beule: YELLe! Contact, 29 blz. €14,50Sieger M. Geertsma: Straatvluchter. Passage, 96 blz. €14,98Jane Leusink: Mos en gladde paadjes. Mozaïek, 68 blz. €13,50Hanz Mirck: Het geluk weet niets van mij. Vassallucci, 45 blz. €14,95
De jury van de C. Buddingh'-prijs voor nieuwe Nederlandstalige poëzie heeft het debuut van Buelens dit jaar niet genomineerd. Het is verscheen in de lente; vroeg genoeg om vorig jaar al mee te dingen, en een herkansing valt buiten de spelregels. Ook Naastenparade van Francie van den Hurk (De Harmonie), Varianten van nu van Jannah Loontjens (Bert Bakker) en Uitgeslagen zomers van Richard Steegmans (Perdu) zijn niet genomineerd. Ilja Leonard Pfeijffer, Peter Nijmeijer en Mustafa Stitou kozen vier andere dichters.

Hun selectie zal niet zonder moeite tot stand zijn gekomen; kwaliteit was schaars. Het nominatielijstje is dan ook geen staalkaart van zonneklare talenten, wel van poëtische diversiteit. Het toont twee heel verschillende leeftijdsgroepen: twee dichters dateren van de jaren zeventig, de andere twee van 1949 en 1957. In de genomineerde bundels komt dit leeftijdsverschil tot uitdrukking in de vorm. De poëzie van Jane Leusink en Norbert de Beule is in min of meer vaste coupletten gegoten, de gedichten van Sieger M. Geertsma en Hans Mirck daarentegen zijn meer op de stem dan op de vorm geschreven. De Beule afficheert zich weliswaar ook als voordrachtkunstenaar, maar zijn territorium lijkt beperkter dan dat van het jonge tweetal. Hun werkterrein reikt ver voorbij het papier. Geertsma is ook mediakunstenaar, en Mirck eindigde zijn studie Nederlands met een vergelijking van de teksten van Doe Maar met die van het zeventiende-eeuwse Groot lied-boeck van Bredero.

Aanstaande woensdag wordt de winnaar van de Buddingh'-prijs 2003 tijdens het Poetry International Festival in Rotterdam bekendgemaakt. In anderhalf decennium heeft de prijs zich een stevige reputatie verworven. De lijst van laureaten is indrukwekkend divers. Elma van Haren, Tonnus Oosterhoff, Anna Enquist, Joke van Leeuwen, Ilja Leonard Pfeijffer, Mark Boog en Erwin Mortier zagen hun debuut in Rotterdam bekroond. De Buddingh'-prijs is dan ook tekenend voor het huidige poëzielandschap. Belangrijker dan de twaalfhonderd euro die de oorkonde vergezelt, is de wetenschap dat je als winnaar in een heuse eregalerij wordt opgenomen.

Van de vier nu genomineerden maakt Jane Leusink op mij de meeste indruk. Poëzie schrijven lijkt bij haar vooral `stapelen', een zoekend, beheerst opeenhopen van gedachten en beelden. Beheersing ook blijkt uit de compositie van Mos en gladde paadjes. De openingscyclus `Sneeuw die tot juli blijft liggen' toont meteen wat ze als dichter vermag.

Ze voelden zich onrustig, ze moesten iets
maken, nee, iets werd wakker en werkte
zich als een steen in de aarde naar boven.

Ze dachten dat ze het niet zouden kunnen,
waren bang, begonnen voor tien te praten,
zodat het een drukte werd van ideeën daar.

In hun ogen smeulde iets. Ze zochten
een plek van belang, een ruimte zonder
apparaat dat regels stelt, een eiland tussen zijn

en niet-zijn dat toch door zijn wortels aan de rivier-
bodem werd vastgehouden, luchtig, gewichtig.
Ze zochten als kinderen naar wenkende woorden.

Het was herfst en ze hadden de trek in de kop.

De tekst dwingt op een prettige manier tot aanhoudende aandacht, en de slotregel is een even dwingende opmaat naar de rest van de cyclus. De vanzelfsprekende toon wordt de hele bundel volgehouden. Het is de grondtoon van alledaagse conversatie, maar nergens ontaardt het in prietpraat. De taal en de beelden zijn trefzeker. Persoonlijke herinneringen krijgen een universele gloed in beeldende formuleringen zoals die van kinderen die `achter op de fiets/ bij onze vader zaten, benen uitgespreid in veiligheid/ van rafelige tassen, geen spaak die ons wat deed'. Er zijn wel kleine onvolkomenheden, zoals hierboven het onhandige enjambement van `rivier-' naar `bodem', maar die smetjes zijn te gering om echt af te leiden. Mos en gladde paadjes biedt een ademende stroom van belevenissen en beleving. Een laat debuut, maar ik ben nieuwsgierig naar meer.

[...]
in AlgemeenKunstKunst en CultuurLiteratuurOnderscheidingenTaal- en Letterkunde.

vrijdag 11 februari 2011

Valentijn in het Paleis: schrijversvakschoolstudenten lezen gedichten

Aanstaande zondag, 13 februari, een dag voor Valentijn, lezen studenten van het basisjaar van onze Schrijversvakschool Groningen in het Paleis aan de Bloemsingel hun verse gedichten voor. Qua optreden - want ook dat is iets wat je moet leren - bijgestaan door acteur Ton Meijer, zelf ook schrijver, van theatergroep de Catalanen.

Openbare lessen: om 13.00 en om 15.00 uur (Mortier- of Vijzelzaal)
Optredens: om 13.30 en om 15.30 uur (Erlenmeyerzaal).

In twee blokjes lezen tien dichters zo'n dertig gedichten.

Na afloop een borrel in de Brasserie :-)