dinsdag 21 juli 2015

Pantoens maken

Over het sterven van Koepoes met het sterke hart

We shall not cease from exploration
And the end of all exploring
Will be to arrive where we started
And know the place for the first time

Met onze Koepoes naar de dierenarts die lieverd zei
Het oude lichaampje tot op de botten uitgedroogd
Het zakje botten gaf hij de narcosespuit
Na 5 minuten de injectie van de dood

Het oude lichaampje tot op de botten uitgedroogd
Ik aaide Koepoes wat duurt het lang je bent nu bijna vrij
Na 5 minuten de injectie van de dood
Het hartje klopte nog de dokter gaf een nieuwe spuit

Ik aaide Koepoes wat duurt het lang je bent nu bijna vrij
De dokter zei: die heeft al voor een hond van 40 kilo
Het hartje klopte nog de dokter gaf een nieuwe spuit
En adem stokt ziel kruipt terug en strekt zijn pootjes uit

De dokter zei: die heeft al voor een hond van 40 kilo
Het zakje botten gaf hij de narcosespuit
En adem stokt ziel kruipt terug en strekt zijn pootjes uit
Met onze Koepoes naar de dierenarts die lieverd zei. 



T.S. Eliott, Little Gidding, Nr. 4 van Four Quartets.


Deze versvorm heet pantoen. Het praktische (en leuke) van een pantoen is dat je regels moet herhalen, zodat je er uiteindelijk minder hoeft te bedenken dan je gedicht lang is. Die regels verspringen dan ook nog eens. Hieronder de instructie.


1. Schrijf een strofe van vier regels.

2. Gebruik regel 2 en 4 als regel 1 en 3 in de volgende strofe.

3. Maak deze tweede strofe af door de ontbrekende regels erbij te verzinnen. De nieuwe regels verbinden regel 1 en 3 met elkaar.

4. Herhaal dit patroon. Gebruik regel 2 en 4 van de tweede strofe als regel 1 en 3 voor de derde. Ga hier mee door tot je het pantoen af hebt.

5. Gebruik in de laatste strofe de ongebruikte regels van de eerste strofe en sluit je pantoen daarmee af. Neem regel 3 en plaats die op regel 2 van de laatste strofe. Maak van regel 1 de slotregel.

Om het gemakkelijker te maken kun je de regels nummeren, bijvoorbeeld:

1.
2.
3.
4.

2.
5.
4.
6.

5.
7.
6.
8.

Enzovoorts.

Je pantoen mag ook rijmen, maar daar wordt het niet eenvoudiger van. Ook enjambementen toepassen is een lastige klus. De slepende gang van het gedicht (door de herhalingen) leent zich overigens uitstekend voor het vertellen van iets uit het verleden. Combineer je dan ook nog concreet (eerste twee regels) en abstract (tweede paar regels) met elkaar, dan krijg je de mooiste en de meest verrassende resultaten.

Maar hou het voorlopig vooral simpel...

De Pantoen kan per direct wel opgenomen worden in het scala aan rederijkersdichtvormen dat we kennen. Bij de rederijkers van Praedinius, waarmee ik een paar jaar geleden met pantoens ben bezig geweest, gebeurde dat ook.

Hieronder volgt nog een grappig en een serieus pantoen. De kunst is het natuurlijk om een in principe grappige vorm te laden met een 'diepe' inhoud.

Pantoen

Pantoens te maken is zo zoet
‘k Voel mij gelukkig, blij te moe
‘k Zoek niet naar wat ik zeggen moet
Ik vraag niet naar het wat en hoe

‘k Voel mij gelukkig, blij te moe
Een zalige rust vult mijn gemoed
Ik vraag niet naar het wat en hoe
‘k Weet altijd wat er volgen moet

Een zalige rust vult mijn gemoed
Al schrijvend sluit ik de ogen toe
‘k Weet altijd wat er volgen moet
’t Is of ‘k het in hypnose doe

Al schrijvend sluit ik de ogen toe
’t Een volgt het ander op de voet
‘t Is of ‘k het in hypnose doe
Pantoens te maken is zo zoet!

In: De magische achtergrond van de Maleische pantoen. R.A. Hoessein Djajadimingrat.
Rede uitgesproken op de negende herdenkingsdag van de juridische hogeschool te Batavia.op 28 oktober 1933 in aanwezigheid van de gouverneur-generaal. De Gids 1889 (jaargang 7)


Hieronder tenslotte In the dark van de dichter Christopher Lane:


In The Dark
A man outside my window
The cat meowed and purred

I kneel by the fire
The darkness comes soon

The cat meowed and purred
She walked between my legs

The darkness comes soon
The stars will guide my way

She walked between my legs
She ran into the house

The stars will guide my way
I walk the beaten path

She ran into the house
Hiding away from me

I walk the beaten path
Stone, sand, and shell

Hiding away from me
The man peeks out

Stone, sand and shell
I stumble to the ground

The man peeks out
He hides behind the tree

I stumble to the ground
I'm running out of steam

Night turns to day
I kneel by the fire

Tapping at the glass
A man outside my window

woensdag 15 juli 2015

Flapfoto Alfred Oosterman voor bundel 'Een grazende streep in de lucht'



Ziehier de foto die de flaptekst van mijn nieuwe bundel Een grazende streep in de lucht  moet verluchtigen.

De fotograaf is Alfred Oosterman, zijn atelier bevindt zich in Peize. Op zijn website kun je tientallen prachtfoto's van zijn hand bekijken. Oosterman is vooral geschikt voor mensen die moeite met poseren hebben. Hij is lid van de Drentse kunstenaarsgroep Verkuno.

Fotograaf Alfred Oosterman
http://groningerweg16.nl/portret_janeleusink/content/Jane_Leusink-2859_large.html
http://www.alfredoosterman.nl/


dinsdag 7 juli 2015

En smaak daarvan de zoete pijn. Mijn recensie over de bundel Hohner van Wiel Kusters verscheen op Tzum.nl.

Recensie bundel Wiel Kusters.  Hohner

En smaak daarvan de zoete pijn

In ‘Trompe-l’oeil’, Wiel Kusters’ bijdrage aan de bundel Kwam iemand in de tuin vanmiddag (2005), beschrijft hij treffend de overleden dichter C.O. Jellema: ‘weggevlucht/onhandig pogend/zich te verschuilen maar/zichtbaarder dan ooit/niet wetend waar te blijven,/binnen of buiten:’. Dezelfde verscheurdheid lees ik in het gedicht ‘Kleine’ dat in Kusters’ dit voorjaar verschenen bundel Hohner staat:


Kleine mij ontboren broer,
oudste van me, nooit gekende,
zaadje van mijn vaders lendenen,
vruchtje van je moeders schoot,
aan wiens glimlach ik niet wende
toen een kleinzoon hem mij bood,
licht dat door een schaduw voer,
leven dat het sterven mende,
engelbroertje, licht als lood,
bij mijn komst sta aan het roer.

Het begin van het geboren worden is ook het begin van het verdwijnen van een waarschijnlijk dood geboren broertje (dat de ik in het gedicht door de neus geboord wordt). Tegelijkertijd verschijnt  datzelfde broertje veel later in het levende lichaampje van een kleinkind. En dat doet (ook) pijn. Fraai, die verdubbeling van zowel het kind als het licht, ook door de bondige wijze van zeggen. Maar mij treft ook ontroering bij die glimlach die maar niet wil wennen en bij de oproep aan het gestorven broertje de leiding te nemen als straks de scheiding tussen hen zal worden opgeheven. Het is mooi om te zien hoe in dit korte gedicht talig vernuft en gevoel samen optrekken.

In het indrukwekkende ‘Hohner’ gedenkt Kusters zijn dode vader én een andere, ook gestorven broer. Hij ontdekt in een la spullen van zijn vader en beschrijft deze gedetailleerd. Maar hij ontdekt vooral de Hohner mondharmonica, de Echo harp van deze broer. Hij zoemt in op het doosje waarin het instrument zich bevindt, beschrijft het berglandschap daarop afgebeeld en de man die langs een pad naar ons toe loopt. Hij ziet in deze man zijn broer die ‘uit het gebergte van zijn dood/nader treedt’. Vervolgens zet de dichter het instrument van de broer aan zijn eigen mond maar hoort dan slechts zijn adem:

het is een ademen
een ademen alleen
in in in

en een janken
zoals vroeger nooit
door hem
geuit.

Je hoort meteen het muzikale thema uit de film Once Upon a Time in the West waarin ook een dode broer wordt herdacht. En in het gehele gedicht loopt op de achtergrond de dichter Kopland mee die in Johnson Brothers LTD op een zelfde wijze de herinnering aan zíjn vader levend houdt.

De dichter Kloos ontmoet ik in ‘Eindeloze deining’. Samen met zijn oudere broer heeft de ik ontdekt hoe overweldigend de aanblik van de voor de eerste keer geziene zee is: ‘Mijn broer toonde mij de zee./Ik dacht nog aan geen maat of rijm./Hij zag haar zelf ook voor het eerst./Meer vloed kan eb niet zijn.’ Schitterend. Maar de broer krijgt vijfenveertig jaar later een dodelijke ziekte die hem volledig verlamt. Vooral ironie zie ik in de regel over deze broer die ‘door Gods geklots verlaten was.’ Een effect dat nog versterkt wordt door de beschrijving van de harde alledaagsheid van zijn ziekteproces. Van het niet te verdragen gruwelijke moet je afstand houden. Wanneer de broer sterft omdat zijn hart ‘geen uurwerk wilde zijn’, aangestuurd door een machine, laat Kusters een extra regel wit open, en even houden we onze adem in.
Dan schrijft hij, en hij maakt daarmee het gedicht rond: ‘God heeft hem met zichzelf verward/zoals de zee haar schuim met rijm.’ Kijk, dat laatste  vind ik nu net iets te nadrukkelijk.

Hohner heeft twee afdelingen, ik bespreek alleen enkele gedichten uit de eerste, ‘Geboorteregister’. Het thema van deze gedichten: verlies, gemis, rouw wordt als het ware tot een conclusie gebracht in ‘Quelqu’un m’a dit’. In dat gedicht vertelt een vader aan zijn zoon dat het verleden een allesoverheersende schaduw is waarvan je niet kunt loskomen. In het antwoord van de zoon klinkt verzoening door, maar ook wanhoop: ‘Ik wist dat ik mijn leven/moest beginnen, maar niet waar, wanneer/of hoe.’ En dan komt de onnavolgbare regel ‘Ik deinde eindeloos in mijn/zinnen heinde. Je was zo moederlijk en ver.’ Het gedicht krijgt hier een nogal onverwachte dreun, zowel door het rijm als door de plaatsing van het woord ‘heinde’. Ik viel er aanvankelijk hard over, maar gaandeweg mijn lezen nam de slotzin het toch over: een moederlijke vader, dichtbij en veraf tegelijk.
Het blijft een boeiend  intellectueel spel met de taal dat Kusters hier en elders in de bundel speelt. Het houdt echter niet alleen mij, de lezer, op afstand, maar waarschijnlijk ook hemzelf, gedompeld als hij is in zijn eigen schaduw. Het zij hem vergeven waar het de zeggingskracht van zijn gedichten versterkt. Tegelijkertijd verbindt Kusters zich wel met andere dichters: ik noemde al C.O. Jellema, Kloos en Kopland, ook Vasalis komt volgens mij langs en ik lees gedichten over Jan Hanlo en, bij diens uitvaart, Gerrit Kouwenaar. In de bundel staan verder een tamelijk groot aantal korte, puntachtige gedichtjes, die soms raak, soms bijzonder flauw zijn, dat laatste nog versterkt door nadrukkelijk toegepast eindrijm. De door Kusters opgenomen vertalingen van gedichten laat ik buiten beschouwing.


Wiel Kusters, dichter en emeritus hoogleraar Letterkunde, is telg uit een Limburgs mijnwerkersgeslacht. Hij schreef daarover onder andere In en onder het dorp en Schachtsignalen, een lang verhalend, zowel in het Nederlands als in het Limburgs geschreven gedicht. Van zijn hand verschenen ook een groot aantal dichtbundels en essays, naast biografieën over de dichter Pierre Kemp en de literatuurcriticus en essayist Kees Fens. Hohner verscheen in 2015  als tweede deel van de Koppernik-poëziereeks.