Bijna al onze schapen lammeren zelfstandig. Je hoeft je er niet mee te bemoeien. Als je in de lammertijd ‘s ochtends bij de kudde komt, zijn er her en der moeders die zich met hun piepkleine kroost bezig houden, ze likken ze schoon en duwen ze op hun pootjes.
Je moet altijd even kijken of het lammetje zelfstandig drinkt en de moeder dit gemakkelijk toelaat, de spenen mogen niet verstopt zitten. De navelstreng moet je netjes doorsnijden en desinfecteren.
Af en toe gaat het lammeren niet vanzelf. Als het te lang duurt, moet je het schaap helpen.
Soms is het lammetje te groot, dan kun je het voorzichtig aan de voorpoten naar buiten trekken.
Soms zijn het twee lammetjes die om elkaar heen gedraaid zitten. Dat is lastig, je moet ze allebei zo in de baarmoeder leggen dat je ze er een voor een uit kunt trekken.
Dat lukt niet altijd. Als het te lang duurt kan het lammetje stikken of blijvend letsel overhouden.
Schapen kunnen hun lammetje verdedigen als leeuwinnen, dan snuiven en stampen ze naar de hond die er dan met de staart tussen de benen vandoor gaat.
De hond kun je maar beter niet meenemen.