dinsdag 31 augustus 2010

Hond en trein met Billy Collins (5)

Een hond mag de hele dag voor drie euro reizen maar zijn kaartje wilde vandaag de automaat niet uitkomen. Mijn bankpas stond het apparaat kennelijk niet aan, ook niet bij mijn tweede poging. Ik had nog zeven minuten en meteen een licht gevoel van paniek in het lijf. Bij de stationsvraagbaak (ja, ja, die lui bestaan tegenwoordig) zeiden ze dat ik naar het loket moest. Het loket was een heel eind verderop. Toen ik aankwam stond er een rij. Ook allemaal probleemgevallen natuurlijk. Ik rende opnieuw door de stationshal terug naar het perron. Daar stond ook een automaat. Ik beademde, wreef en poetste de bankpas blinkend over mijn mouw en stopte hem erin. Yesss. Hond en ik gered. We renden naar de gereed staande trein. Hond had mij bij al mijn bewegingen gevolgd. Goede hond, houdt zijn baas in de gaten. Goede, lieve trouwe hond.

Maar wist ik dat wel zeker?

In de nieuwe Hollands Diep (sept/okt 2010) staan twee gedichten van de Amerikaanse dichter Billy Collins (1941), vertaald door Kees van Kooten. Met 24 andere verschijnen ze dit najaar in de bundel Zo wordt u gelukkig. Van Kooten bewondert in Collins vooral dat hij bijna principieel grappig wil zijn. Je moet maar durven, zegt hij. Hij schrijft zelf overigens bij elke vertaling commentaar dat op zijn minst dezelfde kwalificatie verdient.

Bij ‘The Revenant/De geestverschijning'(naar aanleiding van zijn vaststelling dat Collins meer een honden- dan een poezenman is):
‘Een kat kan je net zo strak aankijken als een hond, maar hij denkt intussen aan iets anders. Wie jij echt bent interesseert hem niet. Dat weet hij immers al jaren. Maar als een hond je aankijkt […] en je spreekt hem onverwacht toe, dan kijkt hij altijd terug op een manier waar een kat eenvoudig geen zin in heeft. De hond heeft op zo’n moment niets anders dan jou aan zijn hoofd en je ziet hem met al zijn energie proberen om dichter bij het raadsel te komen dat zijn baas voor eeuwig voor hem zal blijven. […]
In nachtelijke uren kan een man, vooral als hij lichtelijk aangeschoten is, vaak minutenlang op zijn beste vriend inpraten en nooit zal die hond afhaken. Terwijl een aangesproken kat […] al binnen een halve minuut de interesse verliest, blijft de hond ingespannen luisteren, zich nerveus en uit alle macht afvragend wat die op de vloer liggende meneer in hemelsnaam bedoelt te zeggen.'

Collins zelf licht ons daarover in maar liefst tien strofen in (‘The Revenant/De Geestverschijning’ is in origineel en in vertaling opgenomen in Hollands Diep):

Hier, in Van Kooten’s vertaling , de eerste twee, gevolgd door de slotregels:

Ik ben de hond die jij liet inslapen,
zoals jullie de naald van de vergetelheid graag noemen,
en ik kom terug om alleen nog dit te zeggen:
ik heb nooit van je gehouden – voor geen haartje.

Wanneer ik je in je gezicht likte,
dacht ik zal ik zijn neus eraf bijten.
Wanneer ik toekeek hoe jij jezelf droogwreef,
wilde ik opspringen om je met één hap te ontmannen.

[…]

en wat zul je blij zijn dat dit niet eerder speelde –
dat iedereen hier kan lezen en schrijven,
de honden poëzie, de poezen en alle anderen proza.

http://www.youtube.com/watch?v=Hvqipvqn8zE