Over het juiste gebruik van woorden-Ommelander Courant,
oktober 2015
Janny de Weijs
Jane Leusink weet het nog, het moment waarop ze door de
‘muze’ werd bezocht. Het was omstreeks 1994. Ze zat ’s avonds in de auto op weg
naar huis en luisterde naar de radio. Opeens hoorde ze een stem de volgende zin
uitspreken: ‘Het is rustig hier op het eiland.’ Zeven, tamelijk alledaagse
woorden. En toch raadselachtig.
“Die zin appelleerde aan iets echts”, herinnert Leusink
zich. “Het voerde me terug naar Suriname, waar ik daarvoor een tijdje was
geweest – ik weet niet eens meer waarom. Maar het was vooral een merkwaardige gewaarwording.
Ik werd gegrepen door iets taligs. Het was een ervaring die ik niet eerder zó
bewust had meegemaakt.”
Thuis zette ze de zin op papier. En de dagen daarna groeide
er een gedicht uit.
Zie daar haar poëtica in een notendop, of althans een glimp
op die poetica. De gedichten van Jane Leusink (Velp, 1949) komen niet linea recta
voort uit een anekdote, herinnering, gevoel, gelegenheid of beeld. Ze rijzen op
de eerste plaats op uit de taal. Soms is een zin in de krant al voldoende als
aanzet. Soms gebeurt het na woorden die ze bij toeval opvangt, op een bankje in
het park.
“Ik las in de
biografie van Vasalis dat zij op haar gedichten zat te wachten, alsof die
ineens te voorschijn konden komen”, vertelt ze. “Ik werk met een boekje waarin
ik mooie zinnen noteer. Bij mij gaat er een besluit aan vooraf. Soms moet ik er
dan ook nog voor op reis, research plegen. Bij mij is het een kwestie wíllen schrijven.
Je moet voor een gedicht goed kunnen zitten.”
Leusink was de vijftig
gepasseerd toen ze als dichter debuteerde met de bundel Mos en gladde paadjes; ze kreeg er in
2003 de C. Buddingh’-prijs voor. In 2005 volgde Erato, in 2007 was ze betrokken bij de C.O. Jellema-hommage Kwam iemand in de tuin vanmiddag, in
2008 kwam de bundel Er is weinig aan de
lente veranderd en in 2010 was ze mede-samensteller van De wierde van Wierum (2010).
De publicatie van Tot alles strak staat, nu twee weken geleden, maakt haar tot een van de meest productieve dichters in Noord-Nederland. “Ik heb heel lang gedacht dat ik een lezer was, geen schrijver,” zegt ze. “Van studenten Nederlands – ik heb begin zeventig Nederlands gestudeerd – werd gezegd dat het allemaal mislukte dichter waren. Ik was diep onder de indruk van die mededeling. Het idee dat ik mij zou durven meten met Kloos, met Slauerhoff, met Nijhof…”
Na de studie volgde het echte leven: een man, werk,
kinderen, verhuizingen, een moestuin. Begin jaren negentig zette ze een punt
achter haar werk voor de Open Universiteit en volgde een periode van
zelfonderzoek. “Toen ben ik serieus gaan schrijven. Toen ontdekte ik hoe ik
voorbij de rare particuliere aanleidingen kon komen als de dood van het konijn
en de ziekte van een vriend.”
Wat ze schreef, bleek beter dan ze zelf dacht. Toch voelde
Leusink zich aanvankelijk als late dichter een zij-instromer. “Het deed denken
aan wat ik meemaakte tijdens een studie kunstgeschiedenis: de docent is vooral geïnteresseerd
in de jonge student, die hij nog kan vormen. Oudere studenten worden minder
serieus genomen. Het is iets ongrijpbaars. Alsof je op latere leeftijd niet
echt interessant bent. Gelukkig ben ik dat stadium voorbij.”
Wat heet: inmiddels staat ze voor de klas, als docent poëzie
bij de Schrijversvakschool in Groningen. “Toen ik was gedebuteerd, wees iemand
mij op het gebruik van verboden woorden in mijn gedichten, zoals ziel, pijn en
verlangen. Ik had ergens het woord strelen gebruikt. Een echte dichter zou voor
aaien hebben gekozen. Nu mag ík het juiste gebruik van verboden woorden
uitleggen. Dat het er om gaat ze bewust te gebruiken, op het juiste moment en
de juiste plaats.”
De geest is uit de fles. Tot
alles strak staat vormt het bewijs, met lange gedichten, met veel woorden
en veel aandacht voor ordening en structuur. “Ik ben geïnteresseerd in wat taal
vermag, in ritmes en klankkleur, in het moment waarop de taal communiceert”,
zegt ze. “Vergelijk het met de eerste streken van een schilder op het doek: wat
er dán gebeurt. Je kunt als dichter wel van alles vooraf willen bedenken, maar
het gedicht zelf heeft ook wat te vertellen.”
Boek
De bundel Tot alles strak staat van Jane Leusink is
verschenen bij uitgeverij kleine Uil. Prijs 15 (64 blz.). Zie ook http://janeleusink.blogspot.com/