Recensie
bundel Wachtkamers-Saskia Stehouwer
http://www.tzum.info/2015/06/recensie-saskia-stehouwer-wachtkamers/#respond
Jane Leusink
de tijd en
de wil om erbij te blijven
Een
wachtkamer, het is een tijdelijk verblijf, een tussengebied, het kan nog alle
kanten op, maar je kiest en wat je niet kiest raak je kwijt, onherroepelijk. Erg?
Het kan je verscheuren. De debuterende Saskia Stehouwer schreef een bundel Wachtkamers. Die titel alleen al
stimuleert in hoge mate de fantasie.
Poëzie gaat bijna
altijd over een leegte, een gemis, iets wat in-, aan- of opgevuld dient te
worden. Stehouwer gaf haar bundel zes afdelingen mee, die al in de titels op
een te kort wijzen, meestal gematerialiseerd in en om een persoon: een voorbijganger,
een bakker, een imker, een makelaar. Er lijkt discipline te heersen in deze
poëzie, de gedichten hebben duidelijke titels, korte zinnetjes en passen in het
algemeen op de bladzijde. In de gedichten zelf echter overheersen associaties
en stapelen de beelden zich op. Het duurt een tijdje voordat je die in de vingers
hebt en ze zich, tegenstribbelend en al, openen, in de regel dan, want er
blijven er zo gesloten als een oester tussen.
Iedere
afdeling kreeg een rechts uitgelijnd gecursiveerd introgedicht mee. Het eerste is
intrigerend:
wat betreft de
watervogels
ik beweer niet dat ik
ze gezien heb
ik zeg niet dat ze
zwart waren
of zwommen
misschien waren ze er
die dag wel niet
ze gooiden hun veren af
en renden weg
de vleugels
in het gras
kindersokken
Waren de vogels
er nu wel of niet? En hoe kun je je nu bevrijden van zoiets wezenlijks als
veren als je een vogel bent? En dan die kindersokken. Is er een (onheilspellend)
verband?
Ook de
tweede afdeling begint verrassend. Ook
hier wordt een samenhang gesuggereerd die niet goed thuis te brengen is, want
wat heeft een vrouwenrug nu te maken met een streep over een hoesje, waarvan in
de volgende strofe een havik gemaakt
wordt:
die door de keukendeur een huis binnenvliegt
en een moeder die hem bij de snavel pakt
behoedzaam op tafel legt
zijn veren schoonmaakt
die door de keukendeur een huis binnenvliegt
en een moeder die hem bij de snavel pakt
behoedzaam op tafel legt
zijn veren schoonmaakt
hem loslaat
Maar wat een
pakkende troost hier.
In ‘Glimp’ komt
ook een vader op de proppen:
toen onze vader het huis uit
en zijn hoofd in liep
hoorden we de deur/dichtslaan
we zagen hem nooit meer
toen onze vader het huis uit
en zijn hoofd in liep
hoorden we de deur/dichtslaan
we zagen hem nooit meer
Het klinkt o
zo laconiek. Maar Stehouwer laat ons ondertussen alle hoeken van het huis zien,
inclusief de moeilijke relatie tussen een vader en een rokende moeder, met
daarbij inbegrepen een klein, stuiptrekkend broertje en een lastig zusje ‘altijd
bereid tot een ordelijke vlecht/een stapje extra uit de voorraadkamer/als de
anderen het maar zien’. Het lijken scharniergedichten. Het is niet gemakkelijk
afscheid te nemen van een beladen jeugd en verleden. Ze blijven je aankleven. Andersom:
Je wilt het kwijt maar je mist het ook: ‘we leerden op een andere manier naar
vogels kijken/hoewel we hun namen vergaten’. Wat zit een mens toch eigenaardig
in elkaar.
Maar er wordt
ook een bevrijdend verschiet geschetst:
‘ik […] schuif mijn ribben recht/en hijs de zeilen’(‘Twee kantjes’) en heerst
er opluchting en hoop: ‘voor het eerst versta ik wat je zegt’ (‘Stroom’) en ‘als
je klaar bent/kom ik naar je toe/wat wil je dat ik meeneem?’ (‘Zoveel kleine
dingen om een huis voor te bouwen’).
Stehouwer hanteert
een veelheid aan perspectieven. Het is wel eens puzzelen op de ‘ik’, die ook
wel een ‘we’ of een ‘je’ is, en dan opereert als verhulde ik-vorm. Het schept in één gedicht soms nabijheid, soms
juist afstand. Datzelfde geldt misschien
de duizelingwekkende hoeveelheid beelden. Ik lees over een bleke zwager die de
belastingen doet. Over paddenstoelen op het behang, naast woestijnkorrels,
zebrahaar, een volgevreten hyena en een bushalte. Soms zou je er wel een paar ons minder van
willen. Is het opzet, een poging de dingen niet te dichtbij te laten komen? De
vele directieven, de afgemeten toon versterken dat gevoel: hier is iemand bezig
zichzelf bij de les en op zijn plek te houden. Hoe dan ook, deze gedichten
vertellen het boeiende verhaal van een
losmakings- en nieuw hechtingsproces. De
laatste strofe van ‘Stappen in de straat’ luidt:
het kind dat hier
geboren wordt
zal iets achterlaten
zal een bewoner zijn
De
debuterende Saskia Stehouwer doet met Wachtkamers
een verdiende gooi naar de
C.
Buddingh’prijs 2015: ze werd genomineerd.