Toen ik me omdraaide zag ik Hond zoekend rondkijken, ze was nog aan de
andere kant. Het was druk en rommelig aan het Boterdiep, de renovatie was in
volle gang, het wegdek lag eruit, iedereen moest langs de smalle
Botermolendrift. Hond had mijn oversteek gemist. Een fietser passeerde en ik
zag dat ze besloot er achteraan te gaan, dacht ze dat ik het was? Ze reageerde niet
op mijn geroep, ik had het al eerder gemerkt, het gehoor werd ook minder. Vijftig
meter verderop zag ik haar heen en weer springen, een rondje om haar as draaien
en verder rennen naast de fietser. Die keek niet op of om. Had hij poep in zijn
ogen? Ik riep en riep. Bij de kruising bleken ze in geen velden of wegen te
bekennen. Ik rende terug naar de fietsenstalling, pakte mijn fiets en zette de
achtervolging in. Je kunt vrij goed gokken waar iemand ongeveer naar toe fietst
als-ie daar en daar vandaan komt. Het was vier uur ‘s middags. Ik was Hond kwijt,
ik zag haar alleen nog voor mijn geestesoog, maar dan in een woestijnachtig niemandsland,
inderdaad, als in een vertraagde film. Iemand zei dierenambulance, iemand
vertelde dat zijn hond toen en toen weer was terug gevonden, de man van de
dierenwinkel schreef mijn telefoonnummer op. Thuis belde ik de dierenambulance,
schreef me in bij de landelijk opererende website Hond weg.nl en verbaasde me
over wat er voor verloren dieren allemaal op het internet te vinden valt. Ik
kon me niet voorstellen dat dit me overkwam, ik kon alleen maar handenwringen en
ijsberen. Hond, ben je nu eenzaam ergens langs de kant van de weg, misschien
wel aangereden, misschien wel ontvoerd, misschien wel dood? Maar weer op pad. De
buurt rondom de mijne door, de Oosterhamrikkade af, daarna het Noorderplantsoen
door, mensen vragen of ze een zwart witte border collie hadden gezien, nee niets
gezien maar ze zouden uitkijken. De politie ingelicht bij het leegstaande bureau
aan de Korreweg waar nog wel een telefoonnummer beschikbaar was. Hé daar kwamen
twee buitengewoon opsporingsambtenaren aan, efficiënt noteerden ze Hond’s
gegevens en mijn telefoonnummer, zeiden de collega’s te zullen waarschuwen. Weer
naar huis. De buren. Ook de buren gingen op de fiets meezoeken, wat aardig. Ze
zeiden dat ze via Twitter een oproep gingen doen. Het werd later en later.
Om tien uur ’s avonds ging de telefoon, een mannenstem vroeg of dat en
dat mijn hond was.
Ja, zei ik, dat is mijn hond, hebt u haar, waar is ze, waar was ze?
Bij de Lidl aan het Wielewaalplein, zei de mannenstem, ze zeiden dat hij
er al vanaf een uur of vier ’s middags zat, hij heeft bij de ingang wel vijf uur
zitten wachten. hij wilde met niemand mee, ik had een hondenriem en hij ging
met mij mee, toen was het negen uur, ik woon aan de Paradijsvogelstraat, ik heb
ook een hond,
O, wat geweldig, riep ik, geweldig! Ik heb langs de Gorechtkade nog
gezocht, we zijn daar regelmatig, het is er mooi met het gras en die bomen, maar
bij de Lidl ben ik nog nooit geweest, je ziet door de grote luifel ook niet
precies wat zich daar in de schaduw afspeelt,
het is ook niet in mijn hoofd opgekomen te kijken, ik kom er aan, hou
hem goed vast alsjeblieft, het idee alleen al dat ik er in de tussentijd vlakbij
ben geweest, ik krijg er een wee gevoel van in mijn maag, ik weet precies hoe
ze dan doet, ze zit of ligt te wachten tot ik er aankom, maar ook zonder riem gaat ze niet ronddwalen als het baasje toevallig de andere kant op is, border collie hè, schaapshond, gericht op de baas die het werk verschaft. O,
ik ben zo blij, wat fantastisch dat u haar mee naar huis hebt genomen!
Hond lag op het achterplat op een deken, ze
draaide zich loom naar me toe. Ze heeft gegeten zei de man die een leuke
student bleek te zijn, eerst wilde ze niet, maar toen wel. Ik bedankte hem
hartelijk. Doe haar maar aan de lijn, zei de student toen ik wilde vertrekken.
Ik heb geen lijn bij me, zei ik. Ach, zei de student. Achter de deur hoorde ik
zijn hond blaffen.