dinsdag 5 januari 2016

Van Remco Ekkers

Kan rouw je verlaten? De dichteres Jane Leusink vindt ‘het hooguit raar nu ook rouw haar verlaat, nee / in de steek laat, het komt toch hard aan, zegt ze / harder nog na veertig seizoenen, hoe is het mogelijk.’
Veertig seizoenen, dat klinkt heel wat langer dan tien jaar.
Je kunt rouw koesteren omdat je je min of meer verplicht voelt je dode geliefde te herdenken, elke dag, elke nacht. Eerst laat de geliefde je in de steek, omdat hij dat wil, maar omdat God, nee, het lot dat kennelijk wil. Het is absurd. Alle herinneringen zijn er nog. ze blijven je achtervolgen. De reis over de bergen, de reis door de woestijn, het wonen op de klei. Wanneer is het ondraaglijk? In de zomer? Ach, natuurlijk ook in de winter. In alle seizoenen: de lente, het kleine paard
in de wei. In de gezamenlijke beleving van kunst, van zeegezichten. En is niet het schilderij van een man, kijkend, naar kolkende lucht, hoog op een berg, het schilderij dat je af en toe weer ziet afgebeeld en dat je doet denken aan hoe hij ooit stond en nu met z’n rug naar je toe. Is niet dat schilderij, een teken van je trouw en van je verdriet?
En dan besef je langzaam dat jouw leven ondanks alles is doorgegaan en dat er nieuw leven kwam en zeer vreugdevolle momenten zich aandienden, zich aan je opdrongen. Je zou jezelf kunnen of willen verachten, omdat je af en toe vergeet en ook omdat je weet dat al die herinneringen moeten worden losgelaten, misschien zelfs los getrapt. Je moet de knop in je keel doorslikken, maar hoe moet je dat doen? En je vraagt: gaat het zo? Is het normaal dat je zolang vasthoudt, dat je loslaat? Kan ik dat van mezelf accepteren?
(naar aanleiding van ‘Een grazende streep in de lucht’, vijfde bundel gedichten van Jane Leusink, uitgever Kleine Uil, oktober 2015)