Hond en trein
De trein zou toch pas over een kwartier vertrekken, dus zocht ik in alle rust naar de stiltecoupé en een plaats waar ook Hond kon liggen zonder anderen lastig te vallen en ook zonder dat anderen haar lastig konden vallen (daar let ik tegenwoordig extra op: dat anderen Hond niet lastig vallen door op haar of zelfs maar op haar staart te trappen). Verderop zaten alleen twee oudere grijs gewatergolfde dames.
Ik pakte de krant, gaf Hond die allang uitgebreid over de vloer lag uitgestrekt een hondenkoekje en verdiepte me in de Culturele bijlage van de krant waarin prachtig over de kunstenaar Dennis Hopper geschreven werd. Dat verdiepen ging overigens moeizaam. Hoewel de dames drie banken verderop zaten kon ik verstaan waar ze het over hadden, hun dode mannen natuurlijk. Ik wilde mijn grote oren niet te luisteren leggen maar begon me wel onrustig te voelen.
Het is hier toch een stilte coupe, dacht ik, uitgelezen kans om mijn vaardigheden op dit terrein weer eens te beproeven, alleen nu nog niet, we reden nog niet eens, laat ze maar even. De trein liep vol, de dames verhieven hun stemmen. Nu dacht ik, nu is het moment, we vertrekken bijna. Voor ik er erg in had stond ik al, stapte op de dames af, wenste ze goedemorgen en vroeg of ik ze iets mocht vragen (altijd bij lastige vragen eerst vragen of je iets mag vragen, werkt altijd). Ze keken me stralend en afwachtend aan. Ze waren uit vandaag en hadden het naar hun zin.
Weet u wel dat het hier een stiltecoupe is, vroeg ik met een wat ik dacht vriendelijke open glimlach en zette me inwendig schrap. O natuurlijk, antwoordden ze weer even stralend, dan moeten we stil zijn hè, maar we gaan gewoon heel zachtjes praten. Ze zeiden het allebei afzonderlijk tegelijk, knikten vriendelijk. Ik was verbluft en taaide af, dank u wel knikkend met het vage gevoel dat ik in de maling genomen werd.
Toen de trein zowat vertrok sprongen er nog twee jongens in die op de bank naast de onze (Hond en mij, Hond zoals gezegd uitgestrekt op de vloer) gingen zitten. Ze pakten hun walkmannen en het voor omstanders zo bekende geluid van op schoolborden krassende krijtjes ( goed dat ze die rotborden niet meer hebben) en roestig keel schrapen begon. Ha, nog een kans, ik begon er nu echt lol in te krijgen. Ik boog me naar opzij en zei met een minstens zo stralende lach als die van de dames daarnet (daarbij overdreven naar het apparaat knikkend) dat het hier een stiltecoupe was .
O sorry, zeiden ze en deden hun walkmannen uit. Heel gewoon. Jeetje dacht ik de wonderen zijn de wereld weer in. Hier moest ik over nadenken totdat mijn hond belangstellend aan een van de gympen van de jongens begon te ruiken. Getver. Ik riep haar terug. Ze ruikt hond, zei de jongen. Ik was meteen verkocht, een jongen die van honden houdt, wat enig. Vanaf dat moment bleef het rustig, althans (1), de dames bleven toch wel tamelijk hoorbaar en ook begon verderop een kind enthousiaste kinderkreten de coupé in te sturen.
Maar daar ging ik niets meer van zeggen, ik had ik al twee overwinningen achter de rug, althans (2) was dat wel zo? Waar kwam dat rare schrap zetten eigenlijk vandaan en waarom had ik eigenlijk het gevoel voor het lapje gehouden te worden? Het bleef me de gehele verdere reis bezig houden, ondanks Dennis Hopper. Hond bleef er de gehele verdere reis uitgestrekt bijliggen, oogstte daarvoor allerwegen complimentjes.