Hond, mijn geliefde Hond is op vier dagen na zeventien jaar geworden. Ze had haar leven helemaal gelopen, op het laatst toch wel behoorlijk krakkemikkig.
In 2005 kwam ze, bordercollie, driekleur, naar Nederland, regelrecht uit de Pyreneeën waar dochter Roos haar had getraind tot schaapshond. Ik denk dat Pia (ja, zo heet ze) maar naar Nederland moet, zei Roos. Dat was een enorm groot cadeau.
Het was trouwens nog niet zo gemakkelijk haar hier te laten wennen. Een van de grootste avonturen beleefde we op het station van Zwolle in 2012. Het is een van de spannendste avonturen geweest die we samen hebben meegemaakt.
Ik zal Hond erg missen, ik weet nog niet wat ik met de zeeën van tijd ga doen die ik nu tot mijn beschikking heb gekregen. Voorlopig maar wennen aan het lege. Hier is het avontuur.
In 2005 kwam ze, bordercollie, driekleur, naar Nederland, regelrecht uit de Pyreneeën waar dochter Roos haar had getraind tot schaapshond. Ik denk dat Pia (ja, zo heet ze) maar naar Nederland moet, zei Roos. Dat was een enorm groot cadeau.
Het was trouwens nog niet zo gemakkelijk haar hier te laten wennen. Een van de grootste avonturen beleefde we op het station van Zwolle in 2012. Het is een van de spannendste avonturen geweest die we samen hebben meegemaakt.
Ik zal Hond erg missen, ik weet nog niet wat ik met de zeeën van tijd ga doen die ik nu tot mijn beschikking heb gekregen. Voorlopig maar wennen aan het lege. Hier is het avontuur.
Hond en trein en Bel ami.
Teneinde in Groningen te geraken moesten we in Zwolle overstappen en bij het uitvoeren van deze handeling (handeling?) belandde Hond in plaats van op het perron precies tussen trein en perron in. Alleen haar voorpoten haalden het, lijf en achterpoten zag ik in de vertraging het gevecht met de zwaartekracht verliezen. Vanuit de trein keek ik ongelovig toe. Gebeurde dit? Het volgende moment zag ik Hond heen en weer springen op de kiezels naast de rails. Het zag er daar donker uit, diep ook. Ik verliet zo snel mogelijk de trein. Op het perron boog ik me voorover, aanschouwde in de diepte veel grillig ijzerwerk en voelde de benen meteen slappig, het bloed meteen verdwijnen en iets misselijks zich in de maagstreek roeren. Hond keek naar me op en maakte een paar sprongen naar links en een paar naar rechts. De diepte leek zich nog te verdiepen, waardoor Hond kleiner leek. Ik riep, ze sprong tegen de perronmuur op, ik hoorde nagels krassen. Te hoog. Toen verdween ze met twee grote sprongen onder de trein door naar de andere kant. Ik zag haar niet meer. Ik zag alleen dat het daar licht was en dat je daar dan naar toe springt, logisch.Dit gebeurde echt. Ik sprong ook op. Om mij heen stroomden mensen de trein uit. Ik keek wild om mij heen, riep, wat riep ik? Een man keek terug en liep door. Veel mensen liepen door. Daar verscheen godzijdank de conducteur. Ja, ik heb het gezien. Hij glimlacht, hij ziet er jong, goed en vriendelijk uit. Ik leg even mijn hand op zijn arm, voel de koele, gladde stof van het conducteurspak en zak weer door mijn knieën.
Iets lijkt maar langzaam tot me door te dringen, dat het nu allemaal op mij aankomt. Nu, denk ik, nu moet het, voordat de trein vertrekt omdat de conducteur de machinist misschien niet op tijd kan waarschuwen. Of omdat conducteur door een andere ramp wordt afgeleid. Of omdat de machinist geen zin heeft om z’n tijdschema’s door zo’n hond in elkaar te laten donderen. Hond luistert in alle omstandigheden naar mijn stem. Ik buig me voorover, kijk onder de trein door en roep krachtig twee keer haar naam. De lieverd, ze verschijnt meteen, springt met twee elegante sprongen onder de trein door richting perron waar ze mij op mijn knieën aantreft. Tot twee keer toe voegt mijn stem daar: kom op, spring! aan toe en ze is al in de aanloop. Ze neemt een werkelijk grootse sprong en belandt met vier poten tegelijk tegen de gemetselde muur van het perron. Maar dat heb ik verwacht. Ik grijp haar met mijn linkerhand stevig in de nek, met mijn rechterhand pak ik haar razendsnel onder linker oksel en voorpoot, trek, nee til haar met alle macht en kracht die ik bezit omhoog. Ik voel het dunne bot van de poot. Hond helpt erg mee zich zo licht mogelijk te maken. Tergend langzaam bereiken we het perron en het is voorbij. Ik tril, zal maar zeggen als een espenblad, en aai Hond. Een aardige dame zegt hebt u geen riem bij u. Ja zeg ik natuurlijk. Ik hou haar wel even vast zegt ze dan kunt u de riem pakken. Uw hond is er heel rustig onder. Goh, wat is de dame aardig. Dank u wel, tril ik verder. Hond mag gaan nadenken over waarom ze die sprong nu opeens zo verkeerd heeft berekend, ze is tenslotte ervaren treinreizigster. En jij moet over uitstappen nadenken, spreek ik mezelf toe. Je doet haar juist dán nooit aan de lijn, zodat ze in alle vrijheid kan springen, zoals het haar het beste uitkomt. Maar nu gebeurde precies het tegenovergestelde. Misschien moet je in het vervolg zelf eerst uitstappen, Hond aan lijn, je omdraaien en spring! roepen en Hond een soort langzame zweefsprong laten uitvoeren. En te midden van al die opdringende reizigers onze poten stijf houden. Ik zie de conducteur nergens. Waar is de conducteur?
In de trein naar Groningen denk ik na over alle koekjes en appeltaartrestjes die mijn oude moeder en ik haar vanmiddag hebben toegeworpen op het terras van Oortjeshekken, het beroemde etablissement in de Ooypolder, vlak onder Nijmegen. Zouden die haar soms dwars hebben gezeten?
Later roept de conducteur ‘voor wie het interesseert’ dat het 1-0 staat in de wedstrijd Nederland-Portugal, weer later dat het 1-1 is geworden. Eerst juicht dan kreunt de trein. Ik pak gauw mijn e-reader, ga verder op p. 221 van ‘Bel ami’.
Teneinde in Groningen te geraken moesten we in Zwolle overstappen en bij het uitvoeren van deze handeling (handeling?) belandde Hond in plaats van op het perron precies tussen trein en perron in. Alleen haar voorpoten haalden het, lijf en achterpoten zag ik in de vertraging het gevecht met de zwaartekracht verliezen. Vanuit de trein keek ik ongelovig toe. Gebeurde dit? Het volgende moment zag ik Hond heen en weer springen op de kiezels naast de rails. Het zag er daar donker uit, diep ook. Ik verliet zo snel mogelijk de trein. Op het perron boog ik me voorover, aanschouwde in de diepte veel grillig ijzerwerk en voelde de benen meteen slappig, het bloed meteen verdwijnen en iets misselijks zich in de maagstreek roeren. Hond keek naar me op en maakte een paar sprongen naar links en een paar naar rechts. De diepte leek zich nog te verdiepen, waardoor Hond kleiner leek. Ik riep, ze sprong tegen de perronmuur op, ik hoorde nagels krassen. Te hoog. Toen verdween ze met twee grote sprongen onder de trein door naar de andere kant. Ik zag haar niet meer. Ik zag alleen dat het daar licht was en dat je daar dan naar toe springt, logisch.Dit gebeurde echt. Ik sprong ook op. Om mij heen stroomden mensen de trein uit. Ik keek wild om mij heen, riep, wat riep ik? Een man keek terug en liep door. Veel mensen liepen door. Daar verscheen godzijdank de conducteur. Ja, ik heb het gezien. Hij glimlacht, hij ziet er jong, goed en vriendelijk uit. Ik leg even mijn hand op zijn arm, voel de koele, gladde stof van het conducteurspak en zak weer door mijn knieën.
Iets lijkt maar langzaam tot me door te dringen, dat het nu allemaal op mij aankomt. Nu, denk ik, nu moet het, voordat de trein vertrekt omdat de conducteur de machinist misschien niet op tijd kan waarschuwen. Of omdat conducteur door een andere ramp wordt afgeleid. Of omdat de machinist geen zin heeft om z’n tijdschema’s door zo’n hond in elkaar te laten donderen. Hond luistert in alle omstandigheden naar mijn stem. Ik buig me voorover, kijk onder de trein door en roep krachtig twee keer haar naam. De lieverd, ze verschijnt meteen, springt met twee elegante sprongen onder de trein door richting perron waar ze mij op mijn knieën aantreft. Tot twee keer toe voegt mijn stem daar: kom op, spring! aan toe en ze is al in de aanloop. Ze neemt een werkelijk grootse sprong en belandt met vier poten tegelijk tegen de gemetselde muur van het perron. Maar dat heb ik verwacht. Ik grijp haar met mijn linkerhand stevig in de nek, met mijn rechterhand pak ik haar razendsnel onder linker oksel en voorpoot, trek, nee til haar met alle macht en kracht die ik bezit omhoog. Ik voel het dunne bot van de poot. Hond helpt erg mee zich zo licht mogelijk te maken. Tergend langzaam bereiken we het perron en het is voorbij. Ik tril, zal maar zeggen als een espenblad, en aai Hond. Een aardige dame zegt hebt u geen riem bij u. Ja zeg ik natuurlijk. Ik hou haar wel even vast zegt ze dan kunt u de riem pakken. Uw hond is er heel rustig onder. Goh, wat is de dame aardig. Dank u wel, tril ik verder. Hond mag gaan nadenken over waarom ze die sprong nu opeens zo verkeerd heeft berekend, ze is tenslotte ervaren treinreizigster. En jij moet over uitstappen nadenken, spreek ik mezelf toe. Je doet haar juist dán nooit aan de lijn, zodat ze in alle vrijheid kan springen, zoals het haar het beste uitkomt. Maar nu gebeurde precies het tegenovergestelde. Misschien moet je in het vervolg zelf eerst uitstappen, Hond aan lijn, je omdraaien en spring! roepen en Hond een soort langzame zweefsprong laten uitvoeren. En te midden van al die opdringende reizigers onze poten stijf houden. Ik zie de conducteur nergens. Waar is de conducteur?
In de trein naar Groningen denk ik na over alle koekjes en appeltaartrestjes die mijn oude moeder en ik haar vanmiddag hebben toegeworpen op het terras van Oortjeshekken, het beroemde etablissement in de Ooypolder, vlak onder Nijmegen. Zouden die haar soms dwars hebben gezeten?
Later roept de conducteur ‘voor wie het interesseert’ dat het 1-0 staat in de wedstrijd Nederland-Portugal, weer later dat het 1-1 is geworden. Eerst juicht dan kreunt de trein. Ik pak gauw mijn e-reader, ga verder op p. 221 van ‘Bel ami’.