Fritziana?
Onbegonnen werk, een casestudy, is het verslag
van de receptie van het gehele oeuvre van de dichteres F. Harmsen van Beek. Teleurgesteld
over de geringe respons die In goed en kwaad,
het verzameld werk bij verschijnen in 2012 kreeg, besloten Den Boef en Kircz tot
een onderzoek naar alle publicaties (300) over het werk van de dichteres. Dat
levert nu, in 2015, een bij tijd en wijle spannende speurtocht op, een
zoektocht naar feiten en fouten: de moeder van de dichteres heet níét Langerer
maar Langeler, de dichteres heeft in 1963 níét de poëzieprijs van de stad
Amsterdam gekregen.
Het was de auteurs ook opgevallen
dat zoveel recensenten biografische gegevens (levenswandel, financiële en
amoureuze situaties) inzetten waar je analyses en interpretaties van de poëzie zou
verwachten. Fritziana hebben de
auteurs die biografische prietpraat nu genoemd, vaak geuit door recensenten die
haar vertrouwelijk aanduidden met haar voornaam ‘Fritzi’. Ja, Harmsen van Beek
was een mooie, charmante vrouwelijke vrouw met een kleurrijk leven. Aad Nuis
valt al in 1965 hard uit tegen dit type recensenten.
Onbegonnen werk? De recensies over Muizenpoot (er zijn er dertig verschenen bij zes herdrukken) blijken overwegend positief, ze noemen aanvankelijk geen of slechts lovende biografische details, die dan uiteraard wél seksistisch van aard zijn (L. Th. Lehman - 1965). Extreme dieptepunten ontstonden door een artikel in de Haagse Post (1965) en, veel later, door het boek Jagtlust (1998), deze hadden op de receptie van het werk weliswaar een heftig, maar ook weer wegebbend effect. De dichteres werd er echter blijvend door geframed, om het maar eens eigentijds uit te drukken.
Onvermogen tot het werk door
te dringen verwoordden al die recensenten overigens wel. Harmsen van Beek
schreef gewoon moeilijke gedichten voor een generatie critici die gericht was
op interpretatie, synthese, begrip en een coherente betekenis. Het feit dat
Merlyn met zijn credo dat alleen het werk ertoe doet en dat men af dient te
blijven van de persoon van de auteur (Fens, Schippers) heeft ongetwijfeld
bijgedragen aan Harmsen van Beeks literaire reputatie in positieve zin (stop
het geroddel; lees!).
Uiteindelijk gingen recensenten
de dichteres meer en meer zien als schepper van slechts één werk Geachte Muizenpoot met Piet Gerbrandy in
de Groene (6-2012) als voorlopig sluitstuk. Waarop de vraag rijst of je een
auteur, teneinde die een plek binnen de canon te geven, beoordeelt op zijn
slechtste, dan wel zijn beste werk. In het geval van Harmsen van Beek: een niet
geslaagde tekst in Neerbraak? Een belachelijk gedicht in Kus of ik schrijf? Het zal wachten zijn op de biografie van Maaike
Meijer (2018) voor het eindoordeel. Harmsen van Beek was een multitalent, zelf een
totaalkunstwerk. Wat mij betreft. Ze kwam zowel binnen als buiten de poëzie tot
grote prestaties. Weinig recensenten bleken in staat haar activiteiten op het
gebied van de beelden kunst te beoordelen, weinig recensenten deden daartoe serieuze
pogingen. Lees dus In goed en kwaad (lees
ook mijn uitvoerige bespreking elders in Tzum-jl).
Slot: Annie van den Oever (2003) komt er bij de auteurs bekaaid af. Vonden zij het onbegonnen werk haar op alle fronten logge dissertatie serieus te nemen? Van den Oever heeft ervoor gezorgd dat het werk van F. Harmsen van Beek binnen een theoretisch denkkader werd geplaatst. Het Russisch Formalisme met auteurs als Ejchenbaum, Bachtin, Sjklovsky bleek voor linkse literatuurwetenschappers in de zeventiger jaren een echte inspiratiebron. Dat wij die inmiddels afwijzen of niet meer zo nodig hebben, doet daar niets aan af. Bovendien geeft Van den Oever interessante en grondige analyses van het werk en plaatst zij dit in de toenmalige literaire traditie als afwijkend, tegendraads en averechts. Zij verafschuwt het ge-Fritzi (haar term).
Hopelijk leggen Den Boef en
Kircz zich niet neer bij het voorlopig finale oordeel van Gerbrandy. Maaike
Meijer zal dat zeker niet doen. Daar wachten we dus maar op.
De presentatie in Garnwerd is 10 november, zaterdagavond.