maandag 12 april 2010

Moskou (8)

Visum voor Rusland aanvragen

Dochter werkzaam op de ambassade in Moskou had door de telefoon gezegd dat ik bij het Russisch consulaat aan de Scheveningse weg eerst op een grote, donkere Rus zou stuiten dat-ie geen woord Engels, laat staan Nederlands sprak maar dat ik hem gewoon het briefje van de Russische consul in Moskou onder de neus moest drukken dat ze had gemaild en dat ik dan zo door kon lopen, niet in de rij hoefde te staan en dat ik ook niets hoefde te betalen voor het visum.

Dat is het voorrecht van familie, had ze gezegd.

Het consulaat is een wit pand met bij de voordeur een pijl die naar een gesloten groen geschilderd hoog traliehek met bel verwijst. Als ik bel komt uit een microfoon een stem die iets in het Russisch zegt. Ik gok en zeg visum aanvragen. Het hek gaat open. Ik kom op een binnenplaats waar onder een afdak een lange rij stoelen staat, het ziet er vreemd uit. Links is de deur van de ingang en eenmaal binnen zie ik achter een loket inderdaad de Rus. Hij stuurt me door een gang naar achteren. Ik beland in een tamelijk kleine ruimte met rechts twee loketten en tegenover me ook twee.

Boven de loketten zijn nummers aangebracht. Voor loket 1 staat al een hele rij mensen. Met de opmerking over het niet wachten van dochterlief in het achterhoofd loop ik op het dichtstbijzijnde loket met een 4 erboven af en steek mijn je consul-briefje in de lucht. Dat werkt jammer genoeg niet en het Russisch van de vrouw achter het loket versta ik niet, ook niet als ze haar microfoon aanzet. Ze wijst naar het volgende loket. Daar zit hetzelfde typet vrouw: bleek, bril, keurig, stug. Ze haalt het briefje onder het loket door, bestudeert het, schuift het terug, zegt iets en wijst naar loket 1. Daar sta ik dan. Niemand reageert en ik voel me al bijna in Rusland: je snapt niks, kan niks vragen, moet wachten. Ik staar een tijdje naar de curieuze tekst op de wand: Dear Sirs, The Consulair Department is not responsible for the mistakes that were not pointed out before your departure.

Maar kijk, heel langzaam komt er beweging in de rij. Achter loket 1 zit een vrouw die Engels spreekt, achter loket 2 een jongeman die ook al Engels spreekt. Zij behandelen onze visumaanvragen. Wij, dat zijn aardig wat Russen trouwens met benijdenswaardig weinig taalproblemen. Het in ontvangst nemen van onze paspoorten, visum aanvragen en Ruslandverklaringen schiet trouwens niet erg op: de vrouw en de jongeman bestuderen computerschermen, ook die van elkaar, overleggen, verrichten onduidelijke handelingen of staan op om de ingenomen paspoorten ergens achterin de loketruimte op een stapel te leggen. Soms staat de vrouw achter loket 3 op om mee te helpen. De hele tijd denk je het ergste.

Bij loket 1 staat een grote vrouw in pak met sterke plusbrillenglazen en een heleboel paspoorten in haar handen. Ze blijkt Nederlandse en het lijkt erop dat ze daar staat om ons te helpen, tenminste als je haar toon als zodanig opvat. Blijf je daar staan, snauwt ze me toe als ik aan de beurt ben. Ik haal mijn plastic mapje met papieren te voorschijn en wil er paspoort, visumaanvraag en Ruslandverklaring uithalen maar ze graait het al uit mijn vingers: het is te dik en het plastic moet van het paspoort af; vervolgens schuift ze maar de helft van de Ruslandverklaring onder het loket door. In de rij voel ik solidariteit met de barse vrouw opkomen.

In ruil voor het paspoort krijg ik uiteindelijk een briefje waarmee ik me bij loket 3 moet vervoegen, de vrouw erachter plaatst rode streepjes en schuift het door naar loket 4. Cash desk staat daarboven. Ik hoef niet te betalen.

Tussen twaalf en een moeten we allemaal terugkomen om het visum op te halen, voor twaalven willen ze je hier niet zien. Maar dan gaat alles ook behoorlijk vlot. Als we weer naar buiten willen, blijkt het hek gesloten, niemand kan eruit of erin, waarom is onduidelijk. Zo staan we een poos. Raar.

Hond en trein (3)

Hond en trein

De trein zou toch pas over een kwartier vertrekken, dus zocht ik in alle rust naar de stiltecoupé en een plaats waar ook Hond kon liggen zonder anderen lastig te vallen en ook zonder dat anderen haar lastig konden vallen (daar let ik tegenwoordig extra op: dat anderen Hond niet lastig vallen door op haar of zelfs maar op haar staart te trappen). Verderop zaten alleen twee oudere grijs gewatergolfde dames.
Ik pakte de krant, gaf Hond die allang uitgebreid over de vloer lag uitgestrekt een hondenkoekje en verdiepte me in de Culturele bijlage van de krant waarin prachtig over de kunstenaar Dennis Hopper geschreven werd. Dat verdiepen ging overigens moeizaam. Hoewel de dames drie banken verderop zaten kon ik verstaan waar ze het over hadden, hun dode mannen natuurlijk. Ik wilde mijn grote oren niet te luisteren leggen maar begon me wel onrustig te voelen.
Het is hier toch een stilte coupe, dacht ik, uitgelezen kans om mijn vaardigheden op dit terrein weer eens te beproeven, alleen nu nog niet, we reden nog niet eens, laat ze maar even. De trein liep vol, de dames verhieven hun stemmen. Nu dacht ik, nu is het moment, we vertrekken bijna. Voor ik er erg in had stond ik al, stapte op de dames af, wenste ze goedemorgen en vroeg of ik ze iets mocht vragen (altijd bij lastige vragen eerst vragen of je iets mag vragen, werkt altijd). Ze keken me stralend en afwachtend aan. Ze waren uit vandaag en hadden het naar hun zin.
Weet u wel dat het hier een stiltecoupe is, vroeg ik met een wat ik dacht vriendelijke open glimlach en zette me inwendig schrap. O natuurlijk, antwoordden ze weer even stralend, dan moeten we stil zijn hè, maar we gaan gewoon heel zachtjes praten. Ze zeiden het allebei afzonderlijk tegelijk, knikten vriendelijk. Ik was verbluft en taaide af, dank u wel knikkend met het vage gevoel dat ik in de maling genomen werd.
Toen de trein zowat vertrok sprongen er nog twee jongens in die op de bank naast de onze (Hond en mij, Hond zoals gezegd uitgestrekt op de vloer) gingen zitten. Ze pakten hun walkmannen en het voor omstanders zo bekende geluid van op schoolborden krassende krijtjes ( goed dat ze die rotborden niet meer hebben) en roestig keel schrapen begon. Ha, nog een kans, ik begon er nu echt lol in te krijgen. Ik boog me naar opzij en zei met een minstens zo stralende lach als die van de dames daarnet (daarbij overdreven naar het apparaat knikkend) dat het hier een stiltecoupe was .
O sorry, zeiden ze en deden hun walkmannen uit. Heel gewoon. Jeetje dacht ik de wonderen zijn de wereld weer in. Hier moest ik over nadenken totdat mijn hond belangstellend aan een van de gympen van de jongens begon te ruiken. Getver. Ik riep haar terug. Ze ruikt hond, zei de jongen. Ik was meteen verkocht, een jongen die van honden houdt, wat enig. Vanaf dat moment bleef het rustig, althans (1), de dames bleven toch wel tamelijk hoorbaar en ook begon verderop een kind enthousiaste kinderkreten de coupé in te sturen.
Maar daar ging ik niets meer van zeggen, ik had ik al twee overwinningen achter de rug, althans (2) was dat wel zo? Waar kwam dat rare schrap zetten eigenlijk vandaan en waarom had ik eigenlijk het gevoel voor het lapje gehouden te worden? Het bleef me de gehele verdere reis bezig houden, ondanks Dennis Hopper. Hond bleef er de gehele verdere reis uitgestrekt bijliggen, oogstte daarvoor allerwegen complimentjes.